Kevin Spiritus

De klimaatuitdaging vraagt krachtige actie op meerdere fronten 

Gepubliceerd in Samenleving en Politiek in maart 2019

Met 3.419 zijn ze, de Amerikaanse economen die de ‘Economists’ Statement on Carbon Dividends’ ondertekenden. Bij de ondertekenaars zijn alle nog levende voorzitters van de Amerikaanse Centrale Bank, zowel Republikeinen als Democraten, en een hele reeks Nobelprijswinnaars. Ook in Nederland tekenden 71 economen een gelijkaardig document. Het plan is eenvoudig: hef een belasting op alle uitstoot van broeikasgassen, en geef de opbrengsten aan de bevolking.

De redenering vind je in ieder basishandboek economie. Consumenten kijken naar de prijs van een product om te beslissen hoeveel ze kopen. Bedrijven kijken naar de prijs van grondstoffen als ze produceren. Maar de prijzen houden geen rekening met de milieuschade. Mensen consumeren te veel omdat anderen een deel van de kosten dragen. Vervuilende producten zijn te goedkoop in vergelijking met milieuvriendelijke alternatieven. Een milieubelasting zorgt voor een gedragswijziging in alle sectoren van de economie, en zorgt voor investeringen in milieuvriendelijke technologieën. De maatregel is progressief, want de opbrengsten worden gelijk verdeeld.

Een emissiehandel heeft hetzelfde effect als een milieubelasting. De overheid veilt eerst een beperkte hoeveelheid uitstootrechten. Bedrijven kunnen deze rechten dan noderling kopen of verkopen. Wie broeikasgassen wil uitstoten, moet daarvoor eerst de rechten kopen. De wetten van vraag en aanbod leiden tot een prijs die de nodige uitstootdaling realiseert.

De vraag is hoe hoog de prijs moet zijn om het beoogde effect te bereiken, of hoeveel uitstootrechten mogen worden geveild. Een voorstel is om te beginnen met een prijs van 50 euro voor een ton CO2, en dit jaarlijks te verhogen met 5 euro. Consumenten en bedrijven weten dat de prijs zal stijgen, en passen hun investeringen aan. Een grenscorrectie voorkomt dat bedrijven minder competitief worden: geïmporteerde producten worden belast, geëxporteerde producten worden vrijgesteld.

Toch is niet iedereen ervan overtuigd dat belastingen alleen de beste oplossing zijn. Een aantal Nobelprijswinnaars ontbreken in de Economists’ Statement, waaronder Paul Krugman, Joseph Stiglitz en James Heckman. Zij erkennen dat een belasting die alle uitstoot dekt in principe de beste oplossing is. Maar, met de woorden van Paul Krugman, het streven naar een ‘perfecte’ oplossing kan het bereiken van een werkende oplossing in de weg staan. De kans is klein dat de overheid een voldoende hoge belasting kan implementeren.

Een eerste probleem is dat mensen niet houden van belastingen. Zelfs als de overheid weerstaat aan de verleiding om slechts een deel van het bedrag terug te betalen, dan nog wordt het moeilijk om mensen ervan te overtuigen dat ze er niet op achteruitgaan.

Een tweede probleem is dat als we alles inzetten op een CO2-belasting, het voor de industrie gemakkelijker wordt om te lobbyen voor een lager tarief. Het volstaat om te kijken naar het ETS-systeem, de bestaande emissiehandel in de Europese Unie. Belangrijke vervuilende sectoren, zoals landbouw en transport, worden helemaal vrijgesteld. Bovendien zijn er zoveel uitstootrechten beschikbaar dat de prijs veel te laag is. Het feit dat de olie-industrie nu campagne voert voor een CO2-belasting stelt niet gerust.

Het is dus goed om te kijken naar alternatieven. Het meest populair zijn subsidies. Men verlaagt de prijs van milieuvriendelijke alternatieven, zodat het minder aantrekkelijk wordt om te vervuilen. Daarnaast subsidieert men onderzoek dat het klimaatprobleem helpt oplossen. Het nadeel is dat iemand moet beslissen welke producten en welke innovaties worden gesubsidieerd. En het geld moet natuurlijk ergens vandaan komen.

Een ander alternatief zijn reguleringen, waarbij aan fabrikanten standaarden worden opgelegd. Men kan bijvoorbeeld de uitstoot van nieuwe auto’s beperken en normen opleggen aan nieuwe woningen. Men kan beslissen wat landbouwers aan hun dieren te eten geven, en welke koelstof er in airconditioners wordt gebruikt. Het nadeel is opnieuw dat de overheid over enorm veel informatie moet beschikken om de juiste reguleringen op te leggen, en bedrijven zullen het beleidsproces proberen te beïnvloeden. De consumptieprijzen zullen stijgen, en de overheid heeft nieuwe inkomsten nodig om de verliezers te compenseren. Daarenboven zijn er in sommige sectoren nu eenmaal geen milieuvriendelijker alternatieven beschikbaar. Een eenvormige belasting die alle broeikasgassen op dezelfde manier aanpakt klinkt plots weer interessanter.

Ieder beleidsalternatief heeft dus voor- en nadelen, met onzekere effecten. De verwachte kost van een te zwak beleid is enorm. De beste optie is om op meerdere fronten een krachtig beleid te voeren. De grote vraag is dan: wie betaalt? Een brede belastinghervorming is een onderwerp voor een andere tekst, maar het spreekt bijna voor zich dat een tax shift naar kapitaal onvermijdelijk wordt, en dat een aantal belastingvoordelen moeten worden herbekeken. Daarnaast moet het Europese begrotingsbeleid uitzonderingen toestaan voor klimaatuitgaven. De volgende generaties genieten immers het meest van onze inspanningen.

Er is in ieder geval geen tijd te verliezen. Als we vanaf 2020 aan de slag gaan, dan moeten we ieder jaar de uitstoot met 5% verminderen om een catastrofe te vermijden. Wachten we tot 2030, dan wordt de benodigde jaarlijkse inspanning liefst 9%. Mensen hebben het moeilijk om in te zien hoe groot die uitdaging is. Wanneer we ons inbeelden hoe de wereld er over 30 jaar uitziet, dan zien we geen wereld die letterlijk en figuurlijk in brand staat. Toch is dat waar het over gaat: de kinderen van vandaag dragen het risico van onze beslissingen. De klimaatcrisis is een morele crisis: wij dragen nu de verantwoordelijkheid. Uitstel is onaanvaardbaar.