Kevin Spiritus

Uitgavendrift vloekt met dramatische overheidsfinanciën 

Gepubliceerd in De Tijd op 14 juli 2022

Auteurs: een groep van 22 Vlaamse en Franstalige economen

De bijna dagelijkse ballonnetjes voor nieuwe overheidsuitgaven staan in schril contrast met de wankele toestand van onze overheidsfinanciën. De budgettaire context voor de volgende regering(en) is nu al pijnlijk duidelijk: een van ernstige begrotings- en hervormingsinspanningen, niet van allerlei extra initiatieven.

Uit allerlei hoeken weerklonken de voorbije maanden noodkreten voor meer middelen. Het onderwijs, de zorg, politie, justitie, defensie, de cultuursector, de non-profit, de NMBS, De Lijn: allemaal zeggen ze dringend meer geld nodig te hebben. Tegelijk laten politici aan de lopende band ballonnetjes op over extra overheidsuitgaven: permanente btw-verlagingen, grootse koopkrachtplannen, extra loonsverhogingen voor ambtenaren, startkapitalen voor jongeren...

Je zou bijna denken dat onze overheid enorme begrotingsoverschotten heeft waar ze dringend vanaf moet. Het contrast met de realiteit van onze overheidsfinanciën kan bijna niet groter zijn.

Net na de introductie van de euro haalde België een primair overschot (dat is zonder de rentelasten) van 6,8 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Vandaag hebben we een primair tekort van 3 procent. Een ommekeer van bijna 10 procent van het bbp, of zo’n 54 miljard in euro’s van vandaag, in de voorbije twintig jaar. Toch blijft de sense of urgency over onze overheidsfinanciën uit.

De begrotingscontrole passeerde recent opnieuw vrij geruisloos. Nochtans wordt onze budgettaire situatie stilaan dramatisch. Volgens het Planbureau komen we dit jaar uit op een begrotingstekort van 4,7 procent van het bbp, of 26 miljard euro, en een overheidsschuld van 104 procent van het bbp, of ruim 570 miljard. En de vooruitzichten zijn nog verontrustender.

Het Planbureau, de Nationale Bank, de OESO, het IMF en de Europese Commissie, allemaal gaan ze ervan uit dat het begrotingstekort ook de komende jaren rond 5 procent van het bbp blijft hangen. De wankele toestand van onze overheidsfinanciën is dus niet louter een gevolg van de corona- of de Oekraïnecrisis. Ook als de tijdelijke crisismaatregelen uitdoven, blijft het begrotingstekort onhoudbaar hoog.

Ondertussen komt de vergrijzing op toerental. Tussen vandaag en 2030 komt er daardoor elk jaar 1,3 miljard euro aan overheidsuitgaven bij. De jaarlijkse uitgaven voor pensioenen en zorg zullen daardoor in 2030 ruim 10 miljard hoger liggen dan vandaag (in de jaren daarna stijgen die nog verder). En dat is een optimistisch scenario. Met de beslissingen die deze regering tot nu toe nam, werd de toekomstige vergrijzingsfactuur nog verder opgedreven, niet verlaagd.

Ook stijgt de rente weer. Dat houdt een ernstig risico in dat de rentelasten op de overheidsschuld na 30 jaar daling opnieuw toenemen. Volgens de Nationale Bank zullen ze tegen 2030 verdubbelen tot 3 procent van het bbp. Dat komt overeen met een extra jaarlijkse rentefactuur van 8 miljard euro.

En er liggen nog facturen te wachten. Het plan om de overheidsinvesteringen op te trekken tot 4 procent van het bbp in 2030 betekent 6 miljard euro extra jaarlijkse uitgaven. Om het defensiebudget te verhogen naar de beloofde 2 procent van het bbp is op jaarbasis zo’n 5 miljard extra nodig. Ook de duurzame transitie en de energietransitie zullen massale investeringen vereisen.

Tegen de achtergrond van het aanzienlijke begrotingstekort en de extra vergrijzingsfactuur stijgt de overheidsschuld bij ongewijzigd beleid naar 130 procent van het bbp in 2030. In een van de risicoscenario’s van de Europese Commissie wordt dat zelfs 140 procent. Daarmee zou onze schuld boven het historische piekniveau van 1993 klimmen.    

Op die manier is ons land budgettair kwetsbaar voor nieuwe tegenslagen. Dat zou duidelijk moeten maken dat er de komende jaren geen ruimte zal zijn voor een verdere verhoging van de uitgaven. Integendeel, er zijn belangrijke inspanningen nodig om onze overheidsfinanciën weer op de rails te krijgen. Volgens de Europese Commissie is een inspanning van 43 miljard euro nodig om onze overheidsschuld op lange termijn te stabiliseren.

De recente crisissfeer zou niet mogen verhinderen dat onze beleidsmakers de structurele gezondheid van onze overheidsfinanciën blijven bewaken. Dat is onvoldoende gebeurd, en nu moeten we dringend aan de slag om die overheidsfinanciën weer op het juiste pad te krijgen. Daarvoor moeten maatschappelijke keuzes gemaakt worden. Wij geven alvast enkele suggesties.

1. Werk een geloofwaardig meerjarentraject uit om de overheidsfinanciën weer in orde te krijgen. En hou je daaraan.

2. Neem concrete maatregelen om de werkzaamheidsgraad van 80 procent te realiseren. De huidige arbeidsdeal is daarvoor ruim onvoldoende.

3. Maak werk van ernstige hervormingen in pensioenen en gezondheidszorg om de toekomstige uitgavenstijging door de vergrijzing onder controle te houden.

4. Ga voor productiviteitsverhogende hervormingen om het groeipotentieel van onze economie te versterken en duurzamer te maken, zoals maatregelen om de concurrentie in bepaalde sectoren te verhogen, om een beter werkende arbeidsmarkt te realiseren of om de fiscaliteit groeivriendelijker en duurzamer te maken.

5. Evalueer de efficiëntie van eerdere beleidsbeslissingen, zowel in uitgaven als voor inkomsten, en stuur bij waar de doelstellingen niet gehaald worden.

Tegen de achtergrond van de enorme budgettaire inspanning die ons te wachten staat, is het huidige beleidsdebat ronduit onverantwoord. De budgettaire context voor de volgende regering(en) is nu al duidelijk: er zal geen ruimte zijn voor een verdere structurele verhoging van de uitgaven of voor belastingverlagingen. Integendeel, er zijn ernstige budgettaire en hervormingsinspanningen nodig. Als we daar niet zelf toe komen, zullen we daar op termijn toe gedwongen worden, in veel moeilijker crisisomstandigheden.

Ondertekenaars: Hans Bevers (hoofdeconoom Degroof-Petercam), Etienne de Callataÿ (hoofdeconoom Orcadia Asset Management), André Decoster (professor KU Leuven), Peter De Keyzer (econoom en managing partner Growth Inc), Koen De Leus (hoofdeconoom BNP Paribas Fortis), Philippe Destatte (historicus en futurist, hoogleraar aan de universiteiten van Bergen en Parijs), Marc De Vos (professor UGent en Itinera), Hans Dewachter (hoofdeconoom KBC Groep en professor KU Leuven), Freddy Heylen (professor UGent), Jean Hindriks (voorzitter Economics School of Louvain (UCL) en Itinera), Herman Matthijs (professor UGent en VUB), Geert Noels (hoofdeconoom Econopolis), Didier Paquot (econoom), Gert Peersman (professor UGent), Edward Roosens (hoofdeconoom VBO), Koen Schoors (professor UGent), Kevin Spiritus (assistent professor Erasmus Universiteit Rotterdam), Bart Van Craeynest (hoofdeconoom Voka), Ivan Van de Cloot (hoofdeconoom Itinera), Johan Van Gompel (senior economist KBC Groep, gastdocent Universiteit Antwerpen en voorzitter Studiecommissie voor de Vergrijzing), Annelore Van Hecke (senior economist Belfius), Toon Vanheukelom (researcher KU Leuven), Caroline Ven (econoom en CEO pharma.be).