Kevin Spiritus

Toestand overheidsfinanciën is onhoudbaar 

Gepubliceerd in De Tijd op 17 maart 2023

Auteurs: een groep van 50 Vlaamse en Franstalige economen

De situatie van de overheidsfinanciën is onhoudbaar op de langere termijn. Zonder ingrijpen dreigt de complete ontsporing. De begrotingscontrole van dit voorjaar is de laatste kans voor deze regering om noodzakelijke stappen te zetten.

Ruim een half jaar geleden luidden we met een groep Belgische economen en beleidsexperts de alarmbel over de dramatische toestand van onze overheidsfinanciën. Sindsdien kwamen de Europese Commissie, het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Organisatie voor Economische Ontwikkeling en Samenwerking (OESO), de Nationale Bank, het Planbureau en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven met nieuwe waarschuwingen over de overheidsfinanciën. Er kan geen twijfel meer zijn over de ernst van de situatie - mocht die twijfel er al geweest zijn.

Tegen die achtergrond was de begrotingsopmaak van een paar maanden geleden een ontgoocheling. Alle aandacht ging naar de vraag of het begrote tekort voor 2023 nu 5,8 of 6,1 procent van het bruto binnenlands product (bbp) zou zijn, naar het aftreden van staatssecretaris voor Begroting Eva De Bleeker (Open VLD) en naar de whatsapps van de premier. Geen van die elementen is relevant voor de houdbaarheid van onze overheidsfinanciën op de langere termijn. En die houdbaarheid is op dit moment niet verzekerd.

Volgens zowat alle voorspellingen blijft het tekort van alle Belgische overheden samen na de huidige gezondheids- en inflatiecrisissen rond 5 procent van het bbp hangen. Dat zou bij de hoogste onder de westerse landen zijn. Belangrijker is dat bij zo’n tekort de overheidsschuld systematisch verder oploopt.

Meer nog, de vergrijzing voltrekt zich volop en zal de komende jaren de overheidsuitgaven extra onder druk zetten. Volgens de ramingen van de Studiecommissie voor de vergrijzing zullen de jaarlijkse sociale overheidsuitgaven tegen 2050 3,5 procent van het bbp - of 20 miljard in euro’s van vandaag - hoger liggen dan nu. En dat is wellicht een optimistische inschatting. Een (veel) hogere vergrijzingsfactuur valt niet uit te sluiten als de productiviteitsontwikkeling of de kostendynamiek in de gezondheidszorg de komende decennia tegenvalt.

Daarnaast toont de rentestijging van het voorbije jaar de risico’s van de overheidsschuld aan. De periode van nulrentes (of zelfs negatieve rentes) en de bijbehorende gunstige omstandigheden voor de overheidsschuld, is voorbij. Het risico is reëel dat we de komende jaren geconfronteerd worden met hogere rentes dan we de voorbije tien jaar gewoon waren. Volgens de Nationale Bank kunnen de jaarlijkse rentebetalingen op de overheidsschuld tegen 2030 oplopen tot 3 procent van het bbp, of zo’n 9 miljard extra per jaar (in euro’s van vandaag).

Met het huidige tekort en de vergrijzingsfactuur die eraan komt, zitten onze overheidsfinanciën op een onhoudbaar traject. Eenvoudige simulaties illustreren hoe de overheidsschuld zonder ingrijpen tegen 2050 kan oplopen tot meer dan 200 procent van het bbp. Als het tegenzit met de rentestijging, wordt dat al snel meer dan 300 procent. Bovendien worden die schulden aangegaan om lopende uitgaven te financieren, en niet voor productieve investeringen, die zichzelf zouden terugbetalen. Die schuldevoluties zijn simulaties, geen voorspellingen. In de realiteit zullen de financiële markten onze overheden sneller dwingen in te grijpen.

Volgens de Europese Commissie is er in België, rekening houdend met het huidige begrotingstekort en de komende vergrijzingsfactuur, een structurele budgettaire inspanning van liefst 7,8 procent van het bbp - 45 miljard in euro’s van vandaag - nodig om de overheidsschuld op de lange termijn te stabiliseren. Los van de vraag op welk niveau dat dan gebeurt. Dat is de enorme budgettaire uitdaging waar we voor staan.

Als onze overheden niet ingrijpen, zullen ze de komende jaren almaar vaker voor moeilijke keuzes gesteld worden. De jaar na jaar toenemende uitgaven voor de vergrijzing en de rentebetalingen zullen andere uitgaven meer en meer onder druk zetten. In nieuwe crisisperiodes zal er minder marge zijn om in te grijpen. En als de financiële markten zich op een bepaald moment echt zorgen maken over de Belgische overheidsfinanciën zal die druk snel toenemen.

Er is geen mirakeloplossing om onze overheidsfinanciën weer op de rails te krijgen. Dat zal hoe dan ook jarenlange volgehouden inspanningen vergen. Hoe sneller onze overheden daaraan beginnen, hoe draaglijker de inspanningen gespreid kunnen worden. Verschillende ingrepen zijn noodzakelijk.

Werk een geloofwaardig meerjarentraject uit om de overheidsfinanciën weer op orde te krijgen en hou je daar aan, met duidelijke afspraken over de verdeling van de inspanningen tussen de verschillende beleidsniveaus.

Neem concrete maatregelen om meer mensen duurzaam aan het werk te krijgen in de private sector.

Maak werk van ernstige hervormingen in de pensioenen en de gezondheidszorg om de toekomstige uitgavenstijging door de vergrijzing onder controle te houden.

Ga voor productiviteitsverhogende hervormingen en productieve investeringen om het groeipotentieel van onze economie te versterken en duurzamer te maken.

Werk met voorafgaande impactanalyses van nieuwe beleidsvoorstellen en evalueer de efficiëntie van eerdere beleidsbeslissingen, zowel in uitgaven als inkomsten. Stuur bij waar de doelstellingen niet gehaald worden.

De budgettaire uitdagingen zullen niet vanzelf verdwijnen. Integendeel, zonder ernstige ingrepen worden ze alleen maar erger. De begrotingscontrole van dit voorjaar is voor deze regering de laatste kans om op dat vlak echt iets te ondernemen. Daarna gaat de regering allicht stilaan in campagnemodus. Wie weet hoe lang het deze keer duurt om na de verkiezingen nieuwe regeringen te vormen. De vorige periode van lopende zaken (2019-2020) bracht een duidelijke structurele verslechtering van onze overheidsfinanciën. Een herhaling daarvan kunnen we ons niet veroorloven. Ingrepen om onze overheidsfinanciën weer op de rails te krijgen zijn dringend nodig.

Ondertekenaars: Filip Abraham (KU Leuven en Vlerick Business School), Rudy Aernoudt (UGent), Hans Bevers (Degroof-Petercam), Erik Buyst (KU Leuven), Bertrand Candelon (UC Louvain), Etienne de Callataÿ (Orcadia Asset Management), Micael Castanheira De Moura (ULB), Herman Daems (KU Leuven), Hans Degryse (KU Leuven), Peter De Keyzer (Growth Inc.), Koen De Leus (BNP Paribas Fortis), Marc Deloof (UAntwerpen), Robin Deman (Unizo), Bram De Rock (ULB en KU Leuven), Selien De Schryder (UGent), Philippe Destatte (universiteiten van Mons en Parijs), Ignaas Devisch (UGent en Itinera), Marc De Vos (UGent en Itinera), Marcia De Wachter (onafhankelijk bestuurder van ondernemingen), Hans Dewachter (KBC Groep en KU Leuven), Lode De Waele (Universiteit Utrecht, School of Governance), Cind Du Bois (KMS), Fouad Gandoul (politicoloog), Jean Hindriks (UC Louvain en Itinera), Joep Konings (KU Leuven en NUGSB), Philippe Ledent (ING België), Olivier Lefebvre (onafhankelijk bestuurder), Marjan Maes (KU Leuven), Glenn Magerman (ULB), Herman Matthijs (UGent en VUB), Geert Noels (Econopolis), Gert Peersman (UGent), Mikael Petitjean (UC Louvain, IESEG en Waterloo Asset Management), Edward Roosens (VBO), Koen Schoors (UGent), Leo Sleuwaegen (KU Leuven), Kristien Smedts (KU Leuven), Kevin Spiritus (Erasmus School of Economics), Bas van Aarle (Vives), Bart Van Craeynest (Voka), Ivan Van de Cloot (Itinera), Peter Vanden Houte (ING België), Johan Van Gompel (KBC Groep, UAntwerpen en Studiecommissie voor de Vergrijzing), Toon Vanheukelom (CPB), Leo Van Hove (VUB), Joost Van Meerbeeck (onafhankelijk bestuurder en Sustinvest), Jacques Vanneste (UAntwerpen), André Van Poeck (UAntwerpen), Jef Vuchelen (VUB).